Marianne de Best ging op bezoek bij haar collega Siebe ten Have, van de International School The Hague. Siebe geeft, net als Marianne, Nederlandse les op een internationale basisschool. De groep waarvan Marianne een les mocht bijwonen is de 'tweede’ beginnersgroep- Y5.
Siebe ontvangt de leerlingen met een glimlach bij de deur. Hij vraagt hoe het met ze gaat. Met de eerste jongen in de rij gaat het niet zo goed. Er is iets gebeurd. Siebe laat zijn medeleven zien op een manier die voor de jongen begrijpelijk is. Hij vraagt of het nu beter gaat, waarop de jongen antwoordt “beter!”.
De kinderen komen nu allemaal binnen en weten direct wat de bedoeling is. Ze pakken hun iPad en loggen in op DuoLingo. Siebe geeft een duidelijke tijdspanne aan: de kinderen hebben 3 minuten. Ze werken allemaal stil op hun eigen niveau. De vragen zijn gericht op het begrijpen van Nederlandse input: de kinderen moeten veelal een vertaling naar het Engels geven. Soms luisteren ze naar de uitspraak met een koptelefoon.
Daarna vraagt Siebe aan een groepje kinderen of ze kunnen helpen de tafels opzij te schuiven. Iedereen zet zijn stoel bij het bord. Siebe start met een paar korte TPR-instructies: “Kijk naar…..” Op een gegeven moment zegt hij: “Kijk naar achteren, en de kinderen zien mij zitten. Een paar leerlingen kijken vragend. Siebe zegt dat de kinderen zelf mogen vragen wie ik ben. De kinderen begrijpen wat hij zegt en voelen zich genoeg op hun gemak om vragen te stellen. De kinderen vragen wie ik ben en zelfs ook ‘waarom ik hier ben!’ Als er naar mijn leeftijd wordt gevraagd maakt Siebe er een grapje van: “Mag je vragen naar een mevrouws leeftijd?”
Op een gegeven moment probeer ik de deur dicht te doen vanwege herrie op de gang. Het lukt mij niet en Siebe speelt hier gelijk op in door te vragen: “Wie is er sterk (met een spierbal gebaar)? Wie kan er helpen?” De leerlingen laten hun spierballen ook zien en willen allemaal graag helpen. Als er teveel kinderen naar de deur rennen, roept hij de kinderen tot de orde en terug naar hun stoel.
Siebe start nu de les met Picture Talk. Op het bord is een plaatje met een besneeuwde berg te zien. Hij geeft een begrijpelijke opdracht: “kijk naar het bord. Wat zie je?” Siebe spreekt langzaam en duidelijk. Voor veel woorden die bekend zijn, gebruikt hij een consequent gebaar. Als hij niet zeker weet of de kinderen het woord ‘iedereen’ begrijpen vraagt hij: “Wat is iedereen?” en de klas roept in koor: “everyone”. Tijdens het gesprek bekrachtigt hij meerdere malen zijn verwachting dat kinderen in het Nederlands deelnemen aan het gesprek. “Ik denk dat jij dat in het Nederlands kunt!” Hij laat de rest van de groep ook helpen met vertalingen als iemand een woordje nog niet kent. “Wat is country in het Nederlands?”
Siebe gebruikt sandwich vertalingen: “waar – where – waar” denk je dat deze berg is?” De kinderen raden vol overgave en roepen verschillende landen. Het wordt duidelijk dat de besneeuwde berg de Kilimanjaro is. Siebe gebruikt veel visuele ondersteuning bij zijn les. Plaatjes maken duidelijk waar de berg topografisch gezien ligt. Alle woorden die nog niet zo bekend zijn, zijn in een andere kleur vertaald in de presentatie op het bord. Andere woorden worden op een los whiteboard geschreven in twee kleuren. Zodra Siebe deze woorden gebruikt, wijst hij er weer naar.
Een van de kinderen refereert aan Afrika. “Een vriend lives there!” Siebe vraagt de klas: “wat is lives in het Nederlands?” Het antwoord komt snel: “woont!” Siebe gaat terug naar de leerling en vraagt: “Woont of woonde jouw vriend daar?” Hij gebruikt hierbij een gebaar voor ‘wonen’ en steekt zijn duim naar achteren om de verleden tijd in ‘woonde’ aan te geven. Hij gebruikt de tegenwoordige en verleden tijd op natuurlijke wijze en het onderscheid is duidelijk voor de leerlingen.
Dan voert Siebe de spanning in de klas op. “Er is een reden dat ik jullie vertel over de Kilimanjaro….” Een kind in de klas reageert hierop in het Nederlands: “omdat….?” Siebe vervolgt: “Ik ga de Kilimanjaro beklimmen!” De kinderen vinden dit overduidelijk heel interessant. Ze beginnen vanzelf vragen in het Nederlands te stellen: “Wanneer ga jij beklimmen de Kilimanjaro?” Waarop Siebe erkenning geeft en de zin herformuleert voor de klas: “Wanneer ga ik de Kilimanjaro beklimmen?? Goede vraag!” De kinderen worden nu erg enthousiast en Siebe bakent de verwachtingen af: “Wie wil een vraag stellen? We gaan niet zomaar roepen!” Het wordt duidelijk dat Siebe de Kilimanjaro gaat beklimmen om geld op te halen voor Warchild. Hij legt in simpele bewoordingen uit wat Warchild doet: “Ze helpen kinderen in andere landen. Voor ons is eten hebben en naar school gaan heel normaal. Maar dit is niet normaal voor alle kinderen.” De kinderen luisteren geboeid terwijl ze kijken naar een plaatje van kinderen in oorlogsgebieden.
Dan is het weer tijd voor wat beweging. Siebe heeft verschillende interessante ‘waar/niet waar’ stellingen over de Kilimanjaro. Deze komen één voor één op het bord, zodat het werkgeheugen niet wordt overbelast. Onbekende woorden worden weer in een andere kleur vertaald. Siebe leest de stellingen rustig voor. De stellingen sluiten aan bij de belevingswereld van de kinderen. We leren dat de Kilimanjaro de hoogste plek op de wereld waar ooit pizza is bezorgd! En de jongste bergbeklimmer was slechts 7 jaar oud!
De kinderen lopen naar één kant van de klas voor ‘waar’ en naar de andere kant voor ‘niet waar’. Hij telt af zodat de kinderen tijd krijgen om een kant kiezen. Daarna herhaalt hij de zin door samen te vatten: “Deze kinderen zeggen dat het niet waar is.” Hij vraagt de kinderen ook naar hun mening, waardoor ze betrokken blijven: “Denken jullie dat hij de berg sneller of langzamer dan in 12 uur beklom?” Met zijn mimiek en lichaamshouding spreekt hij zijn verbazing uit: “Wow, 5 uur en ... 23 minuten!” Hij bekrachtigt leerlingen ook positief: “Jij hebt het goed!” en hij geeft een high five.
De leerlingen worden enthousiast als ze een statement ‘goed hebben’ en gaan juichen. Siebe blijft consequent klassenmanagementstrategieën toepassen. Zo maant hij de leerlingen aan op tijd een keuze te maken en uit de hoek van de klas vandaan te blijven. Soms klapt hij drie keer, en de kinderen klappen hem allemaal na.
Tot slot blikt Siebe vooruit naar de volgende les. Ze zullen verder praten over de Kilimanjaro en bedenken hoe ze het beste zoveel mogelijk geld kunnen gaan ophalen. Siebe heeft hiervoor een challenge voor CI docenten geschreven. De kinderen zijn duidelijk betrokken bij het project en willen hun meester graag helpen. Wat een fantastische les om te mogen bijwonen!
Marianne de Best
Commentaires